|
Klaar is bang - bang voor de monsters onder het bed, de hond van de buren, de enge zwerver op straat. En ze is vooral bang dat juf Aaf haar vader in zal palmen. Maar als middenin de nacht het ganzenei in de broedmachine gaat uitkomen vergeet ze haar angsten even. In het donker wacht ze op het breken van de schaal. En ook al valt het kuiken wat tegen (het is niet meer dan een geel vod), ze ontfermt zich erover. Ze noemt hem naar de dag die net is begonnen, Maandag, en neemt hem mee naar haar warme bed. In de weken die volgen geeft ze hem eten, leert hem zwemmen en legt uit hoe de wereld in elkaar zit. Dat Maandag kan praten en Klaar de enige is die hem kan verstaan vindt ze heel gewoon. Het is zo'n slim kuiken. Klaar leert hem ook hoe hij het erf moet bewaken, tegen inbrekers bijvoorbeeld. En ze vertelt hem hoe vervelend haar juf op school is, omdat ze altijd zo overdreven lief doet tegen haar vader. Als juf Aaf komt theedrinken weet Maandag wat hem te doen staat.
|